Jaarrekening 2019

Programma's

Programma Samen leven

 Wat heeft het gekost?

Deelprogramma's





Rekening
2018




Primitieve begroting
2019




Begroting na wijziging
2019





Rekening
2019


Verschil begroting na wijziging vs rekening 2019

00. Samen leven

lasten

00.01

Toegang & transformatie

4.821.846

3.856.422

4.802.561

4.247.972

554.589

00.02

Jeugd en onderwijs

16.260.260

14.123.310

17.101.301

17.177.541

-76.240

00.03

Wmo

9.769.670

9.836.889

10.658.363

10.634.239

24.124

00.04

Werk

1.356.974

1.474.353

1.396.627

1.361.090

35.537

00.05

Inkomen

12.359.264

12.287.978

12.021.413

11.969.896

51.517

00.06

Sport & gezondheid

5.726.340

5.898.999

5.749.966

5.982.317

-232.351

00.07

Kunst en cultuur

2.402.815

2.474.104

2.586.721

2.580.244

6.477

00.99

Programmabrede kosten

847.305

567.477

842.636

1.130.185

-287.549

Totaal lasten

53.544.473

50.519.532

55.159.588

55.083.485

76.103

baten

00.01

Toegang & transformatie

107.427

45.631

60.428

14.797

00.02

Jeugd en onderwijs

351.255

378.329

378.329

355.910

-22.419

00.03

Wmo

1.781.560

1.507.968

1.174.204

1.194.039

19.835

00.04

Werk

283.811

355.205

402.511

423.311

20.800

00.05

Inkomen

8.047.222

7.796.166

7.605.084

7.498.821

-106.263

00.06

Sport & gezondheid

1.324.883

1.388.792

1.323.711

1.701.700

377.989

00.07

Kunst en cultuur

235.230

240.874

240.874

240.875

1

00.99

Programmabrede kosten

2.664.800

438.637

1.759.506

1.305.578

-453.928

Totaal baten

14.796.187

12.105.971

12.929.850

12.780.662

-149.188

Saldo 00. Samen leven

38.748.287

38.413.561

42.229.738

42.302.823

-73.085

In beginsel worden verschillen vanaf € 75.000 op programmaniveau toegelicht. De lasten en baten worden voor deze vergelijking niet gesaldeerd. Indien relevant, zal bij afwijkingen kleiner dan € 75.000 op programmaniveau ook een toelichting worden gegeven. Voor dit programma is de volgende financiële toelichting van toepassing.

Transformatiefonds Sociaal Domein jeugd:
In de decembercirculaire 2018 zijn door het Rijk middelen beschikbaar gesteld met omschrijving 'transformatiefonds Sociaal Domein jeugd' (€ 398.000 per jaar voor 2018 - 2020). Het Transformatiefonds is bedoeld om de transformatiebeweging te bevorderen en sluit aan bij het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd. De toegekende middelen zijn bestemd voor de regio Lekstroom. Gemeente Vijfheerenlanden heeft ook Rijksmiddelen ontvangen voor de voormalige gemeenten Zederik en Leerdam. Deze middelen bleken voldoende ter dekking van de gemaakte kosten in 2019. Vandaar dat het 'Lekstroom-gedeelte' niet nodig bleek te zijn (lasten: € 398.000 V); deze middelen zijn gestort in de bestemmingsreserve Programma Transities in Samenhang (PTiS). Deze storting was niet begroot (baten: € 398.000 N).

Programma Sociale Kracht:
In 2019 zien we een wisselend beeld in de geraamde en gerealiseerde kosten binnen het programma Sociale kracht. Dit komt omdat sommige projecten doorlopen (bijvoorbeeld project Sterke Buurten), sommigen zijn doorgeschoven naar 2020 (onder andere de Houtense Werkplaats) en sommige hebben minder gekost dan geraamd (onder andere Coördinatie van Zorg). In algemene zin heeft de urenbesteding in 2019 onder druk gestaan van de ombuigingsmaatregelen, waardoor projecten verschoven zijn (lasten: € 255.000 V). Deze kosten worden gedekt uit de bestemmingsreserve PTiS. Doordat de kosten lager zijn uitgevallen, is de onttrekking uit deze reserve ook lager dan begroot (baten: € 255.000 N).

Statushouders:
In 2019 is er een lagere instroom van statushouders geweest dan de jaren ervoor. Daardoor zijn in 2019 enkele voorzieningen zoals de Taalklas stopgezet. Door de lagere instroom was er ook onvoldoende belangstelling voor de opvoedtraining. Daarnaast zijn wegens personeelswisselingen in 2019 niet alle geplande projecten en pilots opgepakt (lasten: € 181.000 V). Ook deze kosten worden gedekt uit de bestemmingsreserve PTiS. Vandaar dat ook hier een nadeel is ontstaan op de begrote onttrekking (baten: € 181.000 N).

Uitvoeringskosten Regionale Backoffice Lekstroom (RBL):
Het netto effect op de bijdrage aan de uitvoeringskosten van de RBL was groter dan vooraf geraamd (lasten: € 119.000 N). De uitvoeringskosten van RBL worden via een verdeelsleutel verdeeld over de 5 Lekstroomgemeenten. Daarnaast wordt de geleverde capaciteit daarop in mindering gebracht; hierdoor resteert de 'netto-bijdrage'. Deze netto-bijdrage was hoger, voornamelijk door (langdurige) zieke medewerkers.

Wmo-voorzieningen:
De kosten voor Wmo-voorzieningen waren € 224.000 hoger dan de bijgestelde begroting op basis van de prognose in de 2e kwartaalrapportage RBL:

  • Begeleiding: € 77.000 N
  • Huishoudelijke ondersteuning: € 93.000 N
  • Woonvoorzieningen: € 60.000 N
  • Diversen: € 6.000 V

De voornaamste verklaringen hiervoor zijn:

  • De invoering van het landelijk abonnementstarief € 17,50 per vier weken per 1 januari 2019. De bijdrage cliënt is nooit hoger. Lagere inkomsten en aanzuigende werking voorzieningengebruik is merkbaar.
  • Door mensen langer thuis te laten wonen, is steeds meer en zwaardere ondersteuning nodig. Er is een lichte toename van het aantal cliënten, maar de indicaties zijn ook van een hogere intensiteit en zijn langer nodig waarmee de kosten toenemen.

Het vinden van een oplossing die dichter bij huis is, zien we ook als een goede ombuigingsmaatregel. Dus het nadeel wat hier genomen moet worden, kan door lager gebruik van residentiële instellingen terugverdiend worden.

Deze trends zijn ook landelijk zichtbaar.

Jeugdhulp:
De cliëntgebonden kosten voor jeugdhulp bedroegen voor het kalenderjaar 2019 € 11,1 miljoen. In de bijgestelde begroting was op basis van de prognose in de 2e kwartaalrapportage 2019 € 10,9 miljoen geprognotiseerd. Zodoende vallen de kosten jeugdhulp 2019 ten opzichte van de prognose € 143.000 hoger uit. Daarnaast heeft er nog een positieve afrekening uit oude jaren plaatsgevonden en was er een klein voordeel op de persoonsgebonden budgetten.

De verklaring van deze kostendaling (totaal € 34.000 V) is met name te verklaren door:

  • Diverse facturen ontvangen voor reeds geleverde jeugdhulp voorafgaande jaren (€ 162.000 voordeel). Jeugdhulp kan namelijk 5 jaar na levering nog gedeclareerd worden. Er waren aanbieders die in voorgaande jaren een verkeerde productieopgave hadden gedaan (te laag of te hoog); op basis van de declaraties die in 2019 zijn ingediend is per saldo een voordeel ontstaan.
  • Verblijfskosten (€ 526.000 nadeel). Enerzijds is er een sterke toename zichtbaar van het verblijf zo ‘thuis’ mogelijk in een gezinshuis dan wel van logeren. Anderzijds betreft dit een sterke toename van verblijf in een residentiële instelling (verblijf overig), driemilieus voorzieningen en psychiatrische ziekenhuizen. Al deze drie verblijfsvormen worden gekenmerkt door behandeling, verblijf en overnachting met een hoge mate van toezicht in grote of kleine leefgroepen. Deze toenamen komen doordat de jeugdhulp-vraag zwaarder en complexer wordt. Deze complexiteit wordt mede versterkt door de wachtlijstproblematiek. Hierdoor moeten jongeren langer wachten op hulpverlening waardoor hun hulpvraag complexer wordt. Het laatste halfjaar was hierbij sprake van een stijging van de inzet van de driemilieus voorzieningen en het laatste kwartaal ook van het verblijf in residentiële instellingen
  • Begeleiding Individueel -Midden- (€ 148.000 nadeel). Jeugdhulpaanbieders zetten vaker ‘duurdere’ individuele één op één begeleiding als jeugdhulp in. Begeleiding aan een groep jongeren vindt steeds minder plaats. Deze vorm van begeleiding is aanzienlijk ‘goedkoper’ dan de inzet van begeleiding aan één jeugdige. Deze trend is Lekstroom breed sinds 2018 waarneembaar.
  • De overige onderdelen jeugdhulp zijn geringer van omvang (€ 124.000 nadeel). Hierbij gaat het onder andere om jeugdhulp geboden door jeugdartsen, hulp bij dyslexie en het voorzien van vervoer naar de geboden jeugdhulp.
  • Daarnaast werden voorzieningen minder langdurig ingezet dan dat deze in de tweede kwartaalrapportage van de RBL geprognosticeerd waren (€ 670.000 voordeel). Het betrof hierbij de inzet van voorzieningen van het landelijke transitie arrangement en de specialistische GGZ. Daarnaast is zichtbaar in het RBL dashboard dat in 2019 (status april 2020) nog niet alle van toepassing zijnde indicaties specialistische GGZ geheel gedeclareerd zijn over het vierde kwartaal 2019. Mogelijk worden deze kosten alsnog gedurende het kalenderjaar 2020 verzilverd, omdat deze indicaties wel ingezet zijn maar nog niet gedeclareerd zijn. Dit kan namelijk tot 5 jaar na levering.

NB In de gemeente Houten hebben -in tegenstelling tot de andere Lekstroom gemeenten- naar rato bijna evenveel jeugdigen als vorig jaar gebruik gemaakt van jeugdhulpvoorzieningen. Inzet van jeugdhulp wordt zwaarder in de gemeente Houten (inzet residentiele jeugdhulp en begeleiding Individueel -midden-). Dit wordt nader geanalyseerd en verklaard in de eind april (concept begin april gereed) op te leveren jaarrapportage Wmo en Jeugdhulp 2019.

SPUK-regeling:
De stichting 'Een levend bewegen' (Meerpaal) heeft in kader van de landelijke SPUK-regeling (specifieke uitkering) beheerskosten in rekening gebracht bij de gemeente Houten (lasten: € 129.000 N) en deze kosten worden weer verhaald bij de verenigingen (baten: € 129.000 V).

Bijzondere bijstand:
Het nadeel bij de post 'bijzondere bijstand' (lasten: € 196.000 N) wordt vooral veroorzaakt door hogere uitvoeringskosten door inzet van extra personeel. Dit was noodzakelijk op diverse gebieden binnen het programma Inkomensondersteuning. Bij Bijzondere regelingen is extra personeel ingezet voor het sneller afwikkelen van de voorraad onderhanden aanvragen bijzondere bijstand en om achterstanden weg te werken. Daarnaast is extra personeel ingezet in verband met ziektevervanging.  

Debiteuren WIL:
Voor de debiteuren WIL moet aan het einde van het jaar de waardering van deze debiteuren bepaald worden. WIL bepaalt met behulp van betalingsgedrag de percentages oninbaarheid. Dit levert een nadeel op (baten: € 137.000 N). Vooral de openstaande vorderingen Bijzondere Bijstand Zelfstandigen (BBZ) groeit fors (€ 56.000).

Bijstandgerechtigden:
De prognose van het aantal bijstandgerechtigden 2019 bleek bij de halfjaarcijfers 2019 door de WIL te hoog ingeschat. De lichte daling heeft zich in 2019 voortgezet, wat geresulteerd heeft in lagere uitkeringen (lasten: € 56.000 V). Daarnaast was de definitieve BUIG-uitkering 2019 hoger (baten: € 65.000 V).   

Peuteropvang-VVE:
In 2019 is er een lager bedrag aan ouderbijdragen verstrekt vanwege een lager aantal peuters op de peuteropvang. Ook op de begroting voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is er een onderschrijding. Voor de VVE geldt dat er sprake is van een doeluitkering die wordt verantwoord middels een SISA-verklaring aan het Rijk. De niet in 2019 uitgegeven uitkering komt beschikbaar in 2020. Niet bestede middelen in 2020 dienen te worden terugbetaald aan het Rijk. Gelet op de aanstaande verlaging van de doeluitkering voor VVE (in een aantal stappen naar maximaal € 64.000) zullen de begrote bedragen voor VVE en ouderbijdragen maximaal worden ingezet voor de totale uitgaven peuteropvang. Vanaf dan zal er geen sprake meer zijn van een onderschrijding. (lasten: € 89.000 V en baten: € 36.000 N).

Overigen:
Overige voor- en nadelen kleiner dan € 75.000 binnen dit programma gaven per saldo het volgende resultaat: lasten € 129.000 V en baten € 54.000 V.